-
1 feest
1 [fuif, partij] party3 [viering] celebration ⇒ 〈 voornamelijk religie〉 festival, feast, 〈 voornamelijk meervoud〉 festivity♦voorbeelden:dat feest gaat niet door • you can put that (idea) right out of your head -
2 Messiah
n. Messias; Heiland, verlosser -
3 redeem
v. bevrijden; loskopen; redden; bestaan, vervullen, handhaven; verzoenen[ riddie:m]2 vervullen ⇒ nakomen, inlossen♦voorbeelden:redeem a pawned ring • een verpande ring inlossen4 a redeem ing feature • een verzoenende trek/eigenschap -
4 tract
n. uitgestrektheid, streek; (spijsverterings)kanaal, (urine)wegen; traktaatje, verhandeling[ trækt]1 uitgestrekt gebied ⇒ uitgestrektheid, landstreek♦voorbeelden: -
5 transubstantiation
n. transsubstantiatie (bij het christelijke geloof-dat het brood en wijn het bloed en vlees van Jezus worden)[ trænsəbstænsjie▪eesjn] -
6 unclean
-
7 espèce
espèce [espes]〈v.〉1 soort ⇒ aard, slag♦voorbeelden:ça n'a aucune espèce d'importance • dat heeft geen enkel belangune espèce d'uniforme • een soortement uniformun menteur de la plus belle espèce • een leugenaar van het ergste soortl'espèce humaine • de mensheidun voyou de son espèce • een boef van hetzelfde slag als hijespèce d' idiot • stomme idiootde la même espèce • gelijksoortig3 communier sous les deux espèces • onder beide gedaanten, met brood en wijn communicerenpayer en espèces • contant betalen1. f1) soort, slag2) casus, geval2. espècesf pl1) gedaante2) contant geld -
8 asiel
-
9 confirmeren
-
10 satisfaction
n. voldoening; genoegdoening; tevredenheid; beloning; het nakomen (belofte b.v.)[ sætisfæksjn]♦voorbeelden:1 find satisfaction in/take satisfaction from • genoegen vinden in, plezier hebben aanmy work is a great satisfaction to me • mijn werk is voor mij een bron van vreugdeobtain/refuse satisfaction • genoegdoening (ver)krijgen/weigerenthe company got satisfaction from him • hij betaalde de firma zijn schulden terug -
11 apologetics
-
12 conformist
n. conformist[ kənfo:mist] 〈voornamelijk Brits-Engels; religie; soms pejoratief〉 -
13 cup
n. glas, beker, kelk, bokaal; lot--------v. in een beker doencup1[ kup] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 kop(je) ⇒ mok, beker6 (lijdens)kelk ⇒ lot, wedervaren♦voorbeelden:my cup of tea • (echt) iets voor mij————————cup2〈werkwoord; cupped〉♦voorbeelden:cup one's hands round something • zijn handen ergens (beschermend/als een kom) omheen leggen -
14 fall
n. buiteling; afgang, val; ineenstorting; lawine; herfst; waterval; verleiding; afdaling; (gedurende aanval) landing van elke raket (geworpen gedurende het conflict tussen Israël en de Hizbollah in juli-augustus 2006)--------v. vallen; dalen; verminderen; omkeren, dichtbij komen; ruimte makenfall1[ fo:l] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:ride for a fall • zijn ondergang tegemoet gaanthe Fall (of man) • de zondeval————————fall21 vallen ⇒ om/neervallen, invallen 〈 van duisternis〉; afnemen, dalen 〈 van prijzen, barometer, stem〉; aflopen, afhellen 〈 van land〉2 ten onder gaan ⇒ vallen; sneuvelen; ingenomen worden 〈 van stad, fort〉; zijn (hoge) positie verliezen; 〈 religie〉 zondigen, onteerd worden 〈 van vrouw〉6 raken♦voorbeelden:fall to pieces • in stukken/kapot vallen 〈 ook figuurlijk〉fall on one's sword • zich op zijn zwaard stortenit fell on my way • het kwam op mijn padthe wind fell • de wind nam af, ging liggen〈 informeel〉 fall about (laughing/with laughter) • omrollen/omvallen (van het lachen)something to fall back on • iets om op terug te vallenfall over • omvallen〈 informeel〉 fall over backwards • zich uitsloven, zich in allerlei bochten wringenfall through • mislukkenthe town fell to the enemy • de stad viel in handen van de vijandfall for • zich laten overtuigen door, erin trappen; vallen op, verliefd worden opit fell to me to put the question • het was aan mij de vraag te stellenfall from grace • uit de gratie rakenNick's name fell • Nicks naam viel/werd genoemdfall asleep • in slaap vallenfall flat • niet inslaan, mislukkenfall short (of) • tekortschieten (voor), niet voldoen (aan)fall in love (with) • verliefd worden (op)→ fall away fall away/, fall down fall down/, fall in fall in/, fall into fall into/, fall in with fall in with/, fall off fall off/, fall out fall out/, fall to fall to/, let let/1 worden♦voorbeelden:fall silent • stil worden/vallen -
15 fornicate
adj. Overspel plegen, ontucht plegen--------v. overspel plegen, ontucht plegen[ fo:nikkeet] 〈zelfstandig naamwoord: fornication〉 -
16 kiss
n. kus--------v. kussen, zoenenkiss1[ kis] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:blow a kiss • een kushandje geven, een kus toewerpen¶ kiss of death • judaskus, doodsteek〈 voornamelijk Brits-Engels〉 kiss of life • mond-op-mondbeademing; 〈 bij uitbreiding〉reddingsactie/operatie→ French French/————————kiss2〈 werkwoord〉1 kussen ⇒ elkaar kussen, (elkaar) zoenen2 (even/licht) raken ⇒ 〈 biljart〉 klotsen (tegen), een klos maken♦voorbeelden:kiss and be friends • het afzoenen, het weer goed makenkiss away • wegkussen -
17 manifest
adj. zichtbaar, duidelijk, klaarblijkelijk--------n. vrachtlijst; passagierslijst van een schip of vliegtuig; lijst van inhoud van een scheepslading--------v. zichtbaar/kenbaar/duidelijk makenmanifest1[ mæniffest] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————manifest21 zichtbaar ⇒ kenbaar, manifest————————manifest3II 〈 overgankelijk werkwoord〉2 vertonen ⇒ aan de dag leggen, bewijzen♦voorbeelden:manifest one's opinion • zijn mening te kennen geven -
18 ornament
n. ornament; sieraad--------v. versieren; decorerenornament1[ o:nəmənt] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:————————ornament2〈werkwoord; zelfstandig naamwoord: ornamentation〉 -
19 particular
adj. speciaal; ongewoon; gedetailleerd; pietleuterig; precies--------n. individu; voorwerpparticular1[ pətikjoelə] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:go into particulars • in detail tredenin particular • in het bijzonder, voornamelijk————————particular21 bijzonder ⇒ afzonderlijk, individueel3 omstandig ⇒ uitvoerig, gedetailleerd♦voorbeelden:my particular opinion • mijn persoonlijke meninghe's not over particular • hij neemt het zo nauw nietII 〈 bijvoeglijk naamwoord, attributief〉1 bijzonder ⇒ uitzonderlijk, merkwaardig♦voorbeelden:for no particular reason • zomaar -
20 poverty
n. armoede[ povvətie]♦voorbeelden:2 his poverty of vocabulary • zijn beperkte/armzalige woordenschat
Страницы
- 1
- 2